Stichteres

Zalige Maria Theresia Ledòchowska
Zalige Maria Theresia Ledòchowska
Geboortedatum: 1863
Stichtingsdatum: 1894
Sterfdatum: 1922
Zaligverklaring: 1975

Op 19 okt. Wereldmissiezondag 1975, verklaarde Paus Paulus VI vier missionarissen zalig. Hieronder een vrouw uit het duitstalig gebied, een geboren Oostenrijkse met Poolse voorvaderen.
Men noemt haar ‘Moeder van Afrika’.

Waarom noemt men haar zo? Wie was zij? De meesten van ons kennen wel de ‘Moeder van de armen’, Moeder Teresa van Calcutta (India). Maar wie heeft ooit gehoord van een ‘Moeder van Afrika’?

Haar “wereldse” leven

Het was Maria Theresia, oudste van negen kinderen van Graaf Anton Ledóchowski, een poolse edelman en Gravin Josefine uit het oude zwitserse geslacht Salis Zizers. In Loosdorf bij Melk in Oostenrijk kwam Maria Theresia op 29 april 1863 ter wereld. Al vroeg bleek haar uitzonderlijke begaafdheid en schrijftalent. Het opgroeiende meisje kreeg een bij haar adelstand passende opleiding en vorming. Van vader leerde de intelligente dochter al gauw de poolse taal. Als ze 22 jaar is, wordt ze aangestoken door de toenmaals nog zeer moeilijk te bestrijden pokken. Ze overleeft ‘t maar haar gezicht blijft getekend door de littekens van de pokken die later wel wat wegtrokken. Haar vader echter door dezelfde ziekte besmet, overleeft het niet. De moeder, bezorgd om de toekomst van de vele kinderen, zoekt nu voor haar oudste dochter een passende betrekking. Zo wordt Maria Theresia hofdame bij de Groothertogin van Toscana in Salzburg.

Aan uiterlijke glans, veel reizen en feesten ontbrak het er niet, maar Maria Theresia voelde de leegte die daar achterstak. Zou nu het hofleven haar uiteindelijke levensroeping worden?

Roeping

Dan komt haar een boekje in handen waarin de Primaat van Afrika, Kardinaal Lavigerie, de Stichter van de Witte Paters en Zusters, zich ook tot vrouwen richt met de woorden: ‘Christelijke vrouwen van Europa, als God u een schrijftalent gegeven heeft, stel het dan in dienst van de missie, ter bevrijding van de Afrikaanse slaven’.

Maria Theresia voelt zich aangesproken, en trekt zich het lot van de slachtoffers van de toen nog bestaande slavernij aan. Zelf naar de missie gaan daar is ze te zwak voor, maar met haar geestelijke talenten kan ze toch de goede zaak dienen?

En zo ziet de jonge Gravin ineens een nieuwe nog onvermoede weg voor zich, een opgave die haar leven zin en inhoud geven zou.
Ja, ze zou schrijven om die arme mensen in Afrika uit hun lichamelijk en geestelijk lijden te verlossen: schrijven om het missieapostolaat te dienen. Van nu af benut ze elk vrij uurtje om artikelen te schrijven om de mensen in Europa meer missionair bewust te maken en om de afschaffing van de slavernij te helpen versnellen. Er volgen steeds meer artikelen, vlugschriften aangevuld met berichten uit de missie. Algauw groeit het uit tot een eigen tijdschrift wat ze ‘Echo uit Afrika’ noemt. Er komen spontaan giften voor de missie binnen waar ze eerst door verrast is, en die ze de missionarissen vol vreugde meteen doorgeeft.

Godgewijd leven

Van het een komt het ander en het werk groeit haar boven het hoofd en is niet meer te verenigen met het hofleven met al zijn verplichtingen. In 1891 verlaat ze het hof, huurt een armzalig kamertje bij de Barmhartige Zusters in Salzburg en werkt drie jaar lang, helemaal alleen, voor de missie. Maar hoe meer ze zich geeft voor de zaak, hoe meer het groeit. Het wordt teveel voor één persoon en zo ontstaat bij haar het idee een missiegezelschap op te richten. Onderscheiden van andere missiegezelschappen is haar stichting in de eerste plaats als propaganda-vereniging gedacht en niet louter een organisatie om geld te verzamelen voor de missie. Ze noemt haar stichting naar de spaanse ‘Slaven-missionaris’, St. Petrus Claver (1580-1654), de ‘apostel van Cartagena’ in Columbië. Juist in haar tijd was hij heiligverklaard en tot patroon van de missie onder de negervolken uitgeroepen. Op 29 april (haar verjaardag) 1894 verkrijgt ze van Paus Leo XIII de goedkeuring voor de stichting van het Instituut. In mej. Melanie von Ernst vindt ze haar eerste medewerkster waarna spoedig meerdere volgen. Mede dankzij Melanie von Ernst rijpt het verlangen om naast leken ook een vaste kern van Godgewijden te hebben, die zich geheel ten dienste stelt van de missionerende Kerk. Ze schrijft haar Regel die in 1897 door Kardinaal Haller van Salzburg goedgekeurd wordt. En zo is de weg van een lekenvereniging naar een religieuze congregatie met Geloften voltrokken.

Maria Sorg

Ze vindt in de buurt van Salzburg een oude vervallen papierfabriek met bijbehorend land en een beekje. Met ongelooflijk organisatietalent en veel Godsvertrouwen wordt het hele boeltje omgetoverd in een klooster. Met haar ver vooruitziende blik koos ze deze plek met het beekje om zo (door het zogenaamde wittesteenkoolsysteem) een eigen elektriciteitsvoorziening te hebben voor haar geplande drukkerij om katechismussen en andere religieuze boeken in Afrikaanse talen te kunnen drukken voor de missionarissen. Het bijbehorende land kon verbouwd worden zodat de zusters een eigen voedselvoorziening hadden. En inderdaad, het is gegaan zoals ze het, door God geïnspireerd, gedacht had. In 1902 vinden de zusters een voorlopige woning in Rome en op 3 mei 1905 wordt de vaste zetel van de congregatie definitief naar de Via dell’Olmata in Rome verplaatst, waar vele missionarissen en ook Missie-bisschoppen haar bezoeken.

In 1910 volgt de eindgoedkeuring van Paus Pius X. Nog tijdens haar leven worden nog andere kloosters opgericht in Duitsland, Polen, Italië, Frankrijk en Zwitserland.

Zelfgave tot het einde

Tot het einde van haar leven toe blijft ze zich geven, haar krachten nemen echter steeds meer af. Het is 1922; naast haar bed hangt een kalender met nog verschillende afspraken en opdrachten zoals o.a.; juli treffen van de filiaalhouders, 3 en 4 augustus missiecongres in Einsiedeln… Maar zo ver zou het niet meer komen. Op 10 juni ontvangt ze op aanraden van de arts het sacrament van de ziekenzalving.
De avond voor haar overlijden zet ze nog handtekeningen onder belangrijke documenten en bladert ze de laatste uitgave van haar missietijdschrift, Echo uit Afrika, door; het is haar afscheid van haar levenswerk. Om drie uur ‘s nachts verzamelen zich de zusters om haar sterfbed. Maria Theresia kan niet meer spreken. Juist zij die zoveel conferenties gehouden had en een voorvechtster van de sociale communicatie ten dienste van de Kerk was, kon op haar sterfbed niet meer spreken. Toch kon geen woord van haar op de zusters meer indruk gemaakt hebben dan de uitdrukking van haar gezicht. Een onbeschrijflijke vreugde en verbaasde gelukzaligheid lag op haar gezicht tijdens haar heengaan. Nee, ze had zich niet vergist toen ze de dwaasheid beging een leven van aanzien en rijkdom met een leven van armoede en deemoed en rusteloze arbeid voor de missie te ruilen, en waar ze de eerste jaren veel tegenwerking en onbegrip voor heeft moeten ondervinden.

Op 6 juli 1922 om 5.25 uur sterft ze, nog geen zestig jaar, in haar klooster in Rome, afgemagerd tot het skelet, 28 kilo wegend.
Onder de vele condolerende bezoekers is ook Mgr. Angelo Roncalli, de latere Paus Johannes XXIII aanwezig, als vertegewoordiger van de H. Congregatie van de Propaganda Fide.

Reeds 53 jaar na haar overlijden wordt ze Zaligverklaard.
Nu rust haar stoffelijk overschot in de kloosterkapel van het Generalaatshuis te Rome. Haar lichaam dat ze met alle gaven van Hem ontvangen had, totaal weggeschonken en gebruikt, vond zijn laatste rustplaats naast het Offeraltaar van de Heer.
Na haar dood breidde de congregatie zich nog meer uit zodat op dit ogenblik zusters van 30 nationaliteiten over de hele wereld verspreid in 21 landen haar levenswerk voortzetten.